SOS nederland

“Een uithuisplaatsing is altijd schadelijk

Nederland wordt koploper genoemd op het gebied van uithuisplaatsingen. Is dat terecht? Die vraag krijgt hoogleraar Jeugdrecht en lid van de Raad van Toezicht van SOS Kinderdorpen Mariëlle Bruning vaker. Zij doet onderzoek naar internationale kinderrechten en publiceert over jeugdhulp, kinderbescherming en de rechtspositie van kinderen.

Volgens cijfers van Eurochild staat Nederland ten opzichte van andere EU-landen in de middenmoot als het gaat om het aantal gedwongen uithuisplaatsingen. “Het lijkt erop dat we voor plaatsingen in een pleeggezin of residentiele instelling geen koploper zijn”, zegt hoogleraar Mariëlle Bruning, “maar vergeleken met andere landen zijn we ook niet terughoudend. Dan zijn er nog de vrijwillige uithuisplaatsingen. Deze verlopen niet via de rechter, maar voelen voor sommige ouders toch als gedwongen, omdat hulpverleners aankloppen bij de Raad voor de Kinderbescherming als ze niet instemmen.”

Hoogleraar Mariëlle Bruning

Familie op afstand

Nederland neemt kinderen die te maken hebben met een (dreigende) uithuisplaatsing onvoldoende serieus, volgens Bruning: “In andere landen hebben ze altijd een steunfiguur, zoals een advocaat of maatschappelijk werker die speciaal voor hun belangen opkomt. Hier worden kinderen bij ondertoezichtstellingszaken maar vijf minuten apart gehoord zonder steunfiguur, terwijl die beslissing over hún leven gaat.” Voor kinderen die niet bij hun ouders opgroeien en ook van hun broers en zussen worden gescheiden, zijn de gevolgen veelal desastreus. Familiebanden worden regelmatig verbroken, terwijl dat meestal onnodig is. “De eigen familie wordt op afstand gezet. Ongelooflijk, want contact met familie is het allerbelangrijkst voor kinderen die niet meer thuis wonen.”

Familieversterking

Samenplaatsing van broers en zussen en focus op terugkeer naar huis zijn de belangrijkste thema’s van Simba Familiezorg, een project van SOS Kinderdorpen in Nederland. Familieversterking vergroot de kans op terugkeer, maar de rol van kinderrechters daarin is beperkt. Bruning: “De rechter kan een uithuisplaatsing toekennen of afwijzen, maar de jeugdhulpaanbieder bepaalt waar kinderen terechtkomen en of er gewerkt wordt aan terugkeer. Jeugdbeschermers weten meestal goed wat kinderen nodig hebben, maar het lukt vaak niet dat voor elkaar te krijgen. Hun caseload moet omlaag en bij jeugdhulpaanbieders zijn meer psychologen en gedragswetenschappers nodig die meedenken over de uitvoering van jeugdhulp. Andere landen investeren daar veel meer in.”

Discussie

Dat het nieuwe kabinet bezuinigt op jeugdzorg noemt Bruning veelzeggend. “Het is zo’n onderschatting van het belang om kinderen die in de grootste nood verkeren, voldoende te beschermen. Iedereen roept altijd dat kinderen in Nederland het gelukkigst zijn van de hele wereld. Maar voor die vijf tot tien procent van hen die het heel moeilijk hebben, zorgen we veel te slecht. Wat me hoopvol stemt, is dat afgelopen jaar eindelijk de discussie over uithuisplaatsingen op gang is gekomen. Het besef dringt door hoe schadelijk het is voor kinderen om zonder hun familie op te groeien.”

Jan-Peter en Wendy vangen drie uithuisgeplaatste kinderen samen op

‘Broers en zussen horen bij elkaar’

Als pleegouders ontfermden Wendy en Jan-Peter Oudenampsen zich over een jongetje van wie de zusjes ergens anders woonden. Ze maakten van dichtbij mee wat het met kinderen doet als ze na een uithuisplaatsing van elkaar worden gescheiden.

Wendy (38) en Jan-Peter (40) namen een paar jaar geleden Aram in huis, een driejarig Armeens jongetje met een taal- en een ontwikkelachterstand. Arams zusjes Maral en Siran verbleven in een ander pleeggezin. Toen ze daar weg moesten, boden Wendy en Jan-Peter aan de meisjes ook op te vangen. Maar de jeugdhulpaanbieder plaatste hen in een gezinshuis. Nadat het daar ook misging, besloten Wendy en Jan-Peter zelf gezinshuisouders te worden. “Dat was blijkbaar nodig om deze kinderen bij elkaar te krijgen. Het ging gelukkig vrij vlot en zo kwamen Arams ook zussen bij ons.” Inmiddels delen de kinderen het dagelijks leven zoals dat gaat tussen broers en zussen, met samen spelen én ruzie maken. Jan-Peter:

“We zien hoe essentieel het is dat de kinderen samen opgroeien. Aan de familieband die ze opbouwen, kunnen ze ook veel hebben als ze volwassen zijn.”

Samenwerken met ouders

Wendy en Jan-Peter werken samen met Simba Familiezorg. Jan-Peter: “De inzet op samenplaatsing van broers en zussen en op terugkeer van kinderen naar huis, sprak ons aan. Simba besteedt veel aandacht aan de begeleiding van ouders om hen te helpen de thuissituatie te veranderen.” Hoewel de ouders van Maral, Siran en Aram een complexe scheiding doormaken, zijn beiden nauw betrokken bij het leven van hun kinderen. Na intensieve gesprekken is een voorzichtige samenwerking tussen hen ontstaan. “Zonder de begeleiding van Simba Familiezorg was dat niet gelukt”, zegt Jan-Peter. Of de kinderen ooit teruggaan naar hun familie? Die beslissing is niet aan de gezinshuisouders. Jan-Peter: “Terugkeer heeft voors en tegens, maar bij ons blijven ook. Uiteindelijk gaat het over wat je kinderen gunt.” Wendy vult aan: “Als mijn kinderen uit huis waren geplaatst, zou ik over elke kleine verandering in hun leven willen meebeslissen. Zo kijk ik naar de ouders van deze drie: zij blijven hun vader en moeder.”

Aram, Maral en Siran zijn om privacyredenen gefingeerde namen.

Dankzij de deelnemers van de Nationale Postcode Loterij kan Simba Familiezorg 27 gezinnen begeleiden tot eind 2027.

Hiervoor zijn geen bijdragen van donateurs nodig. Meer informatie vindt u op simbafamiliezorg.nl.

Deel dit artikel: